Bibliotheken

Onze geschiedenis

In 1910 nam Jan Lindemans uit Opwijk het initiatief

Eind 1910 werd in de afdeling Asse van het Davidsfonds de idee geopperd om ook hier “de merkwaardigheden en volkseigenaardigheden van Asse en omstreken op te zoeken en in het licht te stellen”. Initiatiefnemer was 22-jarige Jan Lindemans uit Opwijk, die pas was afgestudeerd als doctor in de Germaanse filologie. Reeds in zijn studentenjaren in Leuven had Lindemans de gedachte “opgeworpen van een eigen Brabants tijdschrift”. Zijn gedachten kregen onmiddellijk gehoor bij pastoor Jozef De Munter van Mollem, met wie Lindemans daarover de eerste briefwisseling voerde en die voordien reeds Maurits Sacré had gesteund bij diens uitgave van zijn Geschiedenis van Merchtem.

Even nadien vormden een aantal gelijkgezinden een “Opstelraad”, eigenlijk een feitelijke vereniging. Pastoor-deken Frans Leyten van Asse bedacht die kring met de naam: “Eigen Schoon”. Pastoor Delestré van Grimbergen schreef in zijn dagboek dat de eerste algemene vergadering van de medewerkers aan het tijdschrift plaatshad in Brussel in het Vlaams Huis op 9 maart 1911. Daar werd ook besloten om de “werkkring uit te breiden over gansch het Westen van Brabant”. 9 maart 1911 wordt dan ook aangezien als de stichtingsdatum van het Koninklijk Historisch Genootschap van Vlaams-Brabant en Brussel vzw.

De initiatiefnemers van ESDB stelden zich wat volgt tot doel:

  • Geschiedenis onzer streek, d.w.z. van kerken, abdijen, kloosters, kapellen bedevaarten, van dorpen, leengoederen, kastelen, hoeven, gilden en instellingen; de nijverheid en landbouw; het leven van heiligen en ‘merkweerdige mannen’, stambomen, heraldiek en zegelkunde.
  • Oudheidkunde en kunstgeschiedenis onzer streek met voorhistorische, keltische, romeinsche, frankische oudheden, merkwaardige gebouwen, kunstvoorwerpen en opschriften van gedenkstenen, grafzerken enz.
  • Folklore onzer streek: gesproken letterkunde als sprookjes, vertelsels, sagen, volksliederen; volkshumor, spelen en volksvermaken, zeden en gebruiken, bijgeloof en straatremedies.
  • Taalkunde onzer streek met het taaleigen, de volksetymologie, dialectologie en toponymie
  • Topografische beschrijving onzer streek met aardrijkskundige en geologische bijzonderheden, huidige situatie van de dorpen en wandelingen.

Men wou zich niet beperken tot de ‘politische grenzen van provincies en kantons’. Als uiterste grens ‘meenden we te mogen vaststellen: de Zenne en den Dender ten Oosten en ten Westen tot aan het Walenland ten Zuiden’. Het tijdschrift moest ‘vooral haar plaatselijk karakter behouden’. En wijselijk voegt ‘den Opstelraad’ er aan toe : “als het gebied te groot wordt, gaat bij den lezer de belangstelling teloor”, iets wat ESDB in latere jaren tot haar spijt zal moeten ondervinden.

Vier medewerkers van het eerste uur: Maurits Sacré – Pastoor Jozef De Munter – Pastoor Daniel Delestré en E.H. Henri de Vis

Vier jaargangen van het tijdschrift Eigen Schoon zijn verschenen in de jaren 1911-1914, samen goed voor 696 blz. Onder de medewerkers van dit ‘eerste uur’ wil ik vernoemen: Jan Lindemans uit Opwijk, Dom Vincentius Coosemans uit Affligem, notaris Joseph Possoz uit Halle, pastoor Frans Vennekens uit Lennik, pater Daniel Delestré uit Grimbergen.

De oorlog 1914-1918 legde de activiteit van “Eigen Schoon” stil en na de Eerste Wereldoorlog haakte Jan Lindemans af omdat hij door het Ministerie van Landbouw in 1919 was benoemd tot directeur van het pas opgerichte Hoger Instituut voor Landbouwhuishoudkunde te Ossegem (Laken).

In oktober 1919 nam drukker Maurits Sacré uit Merchtem evenwel de draad weer op en verzorgde de uitgave van “De Brabander. Tijdschrift voor Geschiedenis, Oudheidkunde, folklore & Geslachtkunde”. Sacré ging uit van de idee dat “er nog steeds in Vlaamsch- België schaarscheid heerscht aan geschiedkundige tijdschriften in de Nederlandsche taal, veroorlooven wij ons te veronderstellen dat “De Brabander”, vooral bij de ontwikkelden van Vlaamsch-Brabant, een welkome gast zijn zal”.

De vier jaargangen van De Brabander verschenen tussen oktober 1919 en 1925 en telden samen 852 blz. Medewerkers aan De Brabander waren naast Maurits Sacré uit Merchtem, o.a. de volkskundige Aimé de Cort, prof. Robert Foncke, de kapucijn pater Hildebrand, kanunnik Jos Muyldermans, de ambtenaar Maurits Peremans, veearts Jaak Wauters uit Steenhuffel.

In 1926 besloten Jan Lindemans en Maurits Sacré om samen te werken. Om aan te tonen dat het ging om de voorzetting van de vroeger genomen initiatieven werd het tijdschrift Eigen Schoon en De Brabander betiteld en startte men met de 9de jaargang. Op 11 maart 1926 werden de Statuten van het Geschied- en Oudheidkundig Genootschap van West-Brabant vzw gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Zo werd de feitelijke samenwerking Eigen Schoon een officiële vereniging met rechtspersoonlijkheid. Dan ook werd er een nieuw bestuur samengesteld. Voorzitter was dr. Jan Lindemans, ondervoorzitter prof. Henri De Vis, penningmeester Maurits Sacré.

In 1927 waren er 504 leden. In 1928 waren er “meer dan 550 leden (en) voor ’t einde van ’t jaar moeten er 600 zijn !”, schreef de redactie. Sindsdien volgden de jaargangen elkaar zeer regelmatig op, zodat bij het uitbreken van W.O. II Eigen Schoon en De Brabander reeds zijn 23ste jaargang bereikte en van 1926 tot 1939 reeds 6977 blz. historisch-folkloristischeen taalkundige bijdragen heeft gepubliceerd.

Onder de trouwe medewerkers uit die jaren zijn noem ik naast Jan Lindemans, Daniel Delestré en Maurits Sacré: landbouwingenieur Paul Lindemans, broer van Jan, die samen met prof. Henri De Vis en onderwijzer René Mertens “De Folklore van het rundvee” bracht. Dan was er ook Constant Theys die zich boog over het verleden van Alsemberg, Sint-Genesius-Rode en omgeving en Jan Verbesselt die als 18-jarige in 1931 zijn eerste bijdrage schreef m.n. over De Pastorijen van Neder-Over-Heembeek. Op 30 maart 1933 werd het werkgebied uitgebreid tot het arrondissement Leuven.

Zo zag de kaft van ons tijdschrift er uit !

In het verslag staat o.a. te lezen: “Sedert jaren verricht de Geschied- en Oudheidkundige Kring van West-Brabant, onder de knappe leiding van dr. Jan Lindemans, onwaardeerbaar goeden arbeid op het gebied van de locale geschiedenis, oudheidkunde en folklore. Op 30 maart ll. werd te Leuven de eerste basis gelegd van een zustergenootschap dat voor Oost-Brabant dezelfde taak zou op zich nemen als die welke dr. Lindemans en zijn helpers, voor het Westen der provincie met zooveel bijval vervullen”.

Men zou het bij één tijdschrift houden dat nu als ondertitel kreeg : Orgaan van de Geschied- en Oudheidkundige Kringen van West- en Oost-Brabant, waaruit blijkt dat het ging om twee samenwerkende kringen. We telden toen meer dan 600 abonnees.

In 1937 werden de Statuten aangepast aan de nieuwe situatie. De kring kreeg de naam van Geschied- en Oudheidkundige Kring van Vlaamsch-Brabant. De redactie van Eigen Schoon en De Brabander was in handen van dr. Jan Lindemans die toen woonde “In de bloeiende Linde” op Landgoed Ossegem in Laken.

Dat Eigen Schoon en De Brabander voor de erfgoedwerking in die jaren in Vlaams-Brabant sterk werd gewaardeerd, moge blijken uit het feit dat de Koninklijke Vlaamse Academie in 1941 aan het Genootschap omwille van zijn tijdschrift de Jozef van Ginderachterprijs toekende.

In tegenstelling tot bvb. De Brabantse Folklore dat zijn uitgave stopte tijdens W.O. II en zelfs nadien moeilijk op gang geraakte, is ESDB ook tijdens die moeilijke jaren blijven verschijnen, zij het wel in een ‘verdunde’ uitgave omdat de Duitse bezetter alle tijdschriften verplichtte om, wegens de papierschaarste, op 20 % minder pagina’s te publiceren.

Dat ESDB na de oorlog goed boterde, blijkt uit het aantal abonnees. Exacte getallen zijn niet meer bekend, maar in het jaarverslag van 1946 is er sprake van “800 abonnementen”, in 1952 had men het evenwel over maar 590 leden en 30 ruilabonnementen, en tien jaar later sprak men over 548 betalende leden, 33 binnenlandse en 17 buitenlandse ruilabonnementen. We zijn ooit, meer bepaald in 1911 met 300 leden gestart.

Het aantal bladzijden per jaargang was ook opmerkelijk. Bij Eigen Schoon lag dit om en bij de 190 blz. (in 1914 evenwel door W.O. I. maar 128 blz.), bij De Brabander rond de 214 blz., bij Eigen Schoon en De Brabander startte men in 1926 met 216 blz., een getal dat opklom in de dertiger jaren van vorige eeuw tot gemiddeld 445 blz., in de jaren ’50 tot 472 blz.

Na de oorlog trad een verjongde ploeg aan. Paul Lindemans werd in 1950 voorzitter, Jan Verbesselt en Paul Leynen werden ondervoorzitter, Constant Theys secretaris, Armand Hubert van Dijck schatbewaarder; als bestuursleden treffen we René Mertens, Albert van Lil, Luciaan de Weerdt en Pieter Cnops aan. Beheerder en redactiesecretaris en hoofdredacteur was nog altijd Jan Lindemans.

Jan Lindemans
voorzitter van 1911 tot 1950
Paul Lindemans
voorzitter van 1950 tot 1964
Leo Lindemans
voorzitter van 1964 tot 1969
Jan Verbesselt
voorzitter van 1969 tot 1997

Aan Jan Lindemans werd in 1951 een Feestalbum aangeboden en in 1958 een Feestnummer. De pionier van ESDB werd hulde gebracht door o.a. van Ernest Claes, Jan Grauls, Gerard Walschap, Robert Foncke, Hendrik van de Weijer e.a. In 1958 werd Jan Verbesselt beheerder in opvolging van Jan Lindemans die toen al 70 jaar oud was en haast stokdoof, Pieter Cnops werd secretaris-schatbewaarder en prof. Louis de Man, hoofdredacteur.

In 1961 vierde ESDB zijn gouden jubileum met een academische zitting in het stadhuis in Brussel. In zijn toespraak had Pieter Cnops, toen al meerdere jaren secretarisschatbewaarder, het over:

  • de Gentse professor Hans van Werveke die in de Bijdragen tot de Geschiedenis ESDB prees om zijn regelmatigheid;
  • in een artikel handelend over de Oudheidkundige kringen van het Vlaamse land en hun publicaties, schreef prof. Jan D’Hondt: “Verlaten we Oost-Vlaanderen voor Brabant, dan rijst al dadelijk, als een reus, voor onze ogen het Geschied- en Oudheidkundig Genootschap van Vlaams-Brabant met zijn Eigen Schoon en De Brabander. Dit tijdschrift overtreft m.i. al de andere plaatselijke publicaties … Geschiedenis, oudheidkunde, taalkunde, volkskunde en vele andere gebieden worden geregeld behandeld en de totale omvang van een jaargang is niet gering…“.
Prettig om zo’n lof te aanhoren, maar tegelijkertijd ook een opgave om de standing hoog te houden. Dat werd de opgave voor Jan Verbesselt.

Pieter Cnops wees er in 1961 ook op dat moest het “oorlogsgevaar de te Leuven in 1939 belegde gouwdag niet verijdeld” hebben, dan had men toen in Brussel ook voor de 25ste keer een gouwdag georganiseerd. Het organiseren van een gouwdag was in 1926 een initiatief van Maurits Sacré. Te Merchtem, waar drukker Sacré woonde, werd op 6 juni 1927 de eerste gouwdag belegd met een academische zitting en een tentoonstelling. Nadien volgden Grimbergen (1928), Asse, Gooik, Affl igem …

Na de oprichting van het zustergenootschap in Oost-Brabant waren we in 1933 in Park-Heverlee, in Alsemberg (1934), Diest (1935), Opwijk (1936) en in 1937 in Aarschot bij het 6de eeuwfeest van de collegiale aldaar, in 1938 in Neder-over-Heembeek. In 1950 trokken we naar Asse en in 1951 naar Tervuren.

In 1952 werd een nieuwe formule van gouwdag uitgeprobeerd. Met een autocar brachten we een geleid bezoek in een of ander dorp, afwisselend in West- en in Oost-Brabant. Op basis van zijn onderzoek naar het ontstaan van de parochies wist Jan Verbesselt veel te vertellen over de dorpen die we bezochten. Zo was Verbesselt onze gids van 1952 tot 1996, telkens met een volle autobus en soms nog met een karavaan auto’s, zoals bvb. in 1973 naar Zuid-West-Brabant met 142 deelnemers !

In 1964 werd Leo Lindemans, zoon van Jan, voorzitter. Hij zorgde er voor dat ons Genootschap zich vanaf 9 juli 1969 Koninklijk mocht noemen. Leo Lindemans zal echter ontslag nemen in 1969 omwille van zijn politieke activiteit als C.V.P.-senator.

Vanaf 1969 zal Jan Verbesselt én als beheerder én als voorzitter fungeren. Al van in 1958 toen Jan Verbesselt als beheerder en hoofdredacteur het roer van Jan Lindemans overnam, kon men dit zien aan het tijdschrift.

Vanaf 1959 werd ESDB gedrukt bij Veys in Pittem, op blinkend papier waardoor de afbeeldingen beter tot hun recht kwamen, en nu ook gebondenen gerogneerd en in de jaren ’60 met een gemiddelde omvangvan 482 blz.

Jan Verbesselt, die conservator was van de afdeling Volkskunde in de ‘Cinquantenaire’ (tussen haakjes een onderdeel van het museum dat in die jaren niet toegankelijk was), leidde het Genootschap van in zijn bureau in de kelderverdieping. Ik heb hem daar nog ooit bezocht: overal papier, kaarten, clichés, documenten, voorwerpen, maar ook … as van zijn sigaar, niet in de asbak maar overal tussen. Daar werkte Jan Verbesselt aan ESDB en aan zijn Parochiewezen in West-Brabant waarvan uiteindelijk 27 boekdelen, meer dan 10.000 blz. zijn verschenen.

Vanaf 1950 in iedere jaargang en vanaf 1958 zelfs in ieder nummer van ESDB publiceerde Jan Verbesselt een bijdrage en dat publicatieritme heeft hij volgehouden tot in 1997. Alleen al van 1960 tot 1997 publiceerde Verbesselt 129 verschillende bijdragen, samen goed voor zo’n 2.035 blz.! Aan Jan Verbesselt werd tweemaal een feestnummer aangeboden: in 1978 toen hij 65 jaar oud werd en in 1993 toen hij 80 jaar oud werd.

In 1974 startte in de toenmalige UFSAL het Centrum voor Brabantse Geschiedenis, waaraan Eigen Schoon en De Brabander een wezenlijke bijdrage leverde. De voorzitter van ESDB hielp dit Centrum mee organiseren en bracht meermaals zelf een lezing over middeleeuwse toestanden. Wegens het succes van deze cursus werd in 1978 in de UFSAL ook gestart met een departement geschiedenis, afdeling die helaas in 2007 samen de KUB werd opgeheven.

In 1997 was het nodig het bestuur van het Genootschap te vernieuwen en te verjongen. De toen al 84-jarige Jan Verbesselt noemde dit een staatsgreep van de jonge garde ! Op aanraden van prof. dr. hist. Fernand Vanhemelryck, toen al ererector van de KUB, werd dr. hist. Jaak Ockeley voorzitter van de Raad van Bestuur. Tot secretaris werd toen aangewezen prof. dr. Eddy Van de Voorde, Pieter Cnops bleef penningmeester en Frans Meskens staat al een paar decennia in voor archief en verzending. Vanaf 2006 is dr. jur. Wim van der Elst penningmeester en em. prof. dr. hist. Jean-Paul Peeeters ondervoorzitter.

Op 28 maart 2006 werden nieuwe statuten gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Sindsdien heeft, zoals de wet op de vzw dit voorschrijft, ieder jaar een algemene vergadering plaats die 20 leden omvat. Achtereenvolgens ging deze algemene Vergadering door in Leuven in de abdij Keizersberg, in de abdij in Grimbergen, in de abdij in Averbode, in het Groot Seminarie in Mechelen, in Lennik en dit jaar nog in de abdij van ’t Park in Heverlee.

Wat de gouwdagen betreft. Vanaf 1999 werd geopteerd om beurtelings in West-, Waals-, Oost- en Noord-Brabant het erfgoed te verkennen. Het begon in 1999 met Oost-Brabant (1999) en vervolgens ’s Hertogenbosch (2000), Rotselaar en Wespelaar (2001), Turnhout (2002), Vilvoorde (2003), Rebecq (2004), de Velpe-vallei (2005), de Antwerpse Kempen (2006), Asse en omgeving (2007), in ’t spoor van Dewez in Waals-Brabant (2008), Zelem (2009), Breda (2010), in het spoor van de stichters Asse-Mollem-Opwijk (2011). Volgend jaar is het de beurt aan Waals-Brabant.

Sinds het overlijden van Wiske Verbesselt in 2007 organiseert Eigen Schoon en De Brabander ook de praktische zijde van de lezingen in het CBG. Voorzitter is prof. Fernand Vanhemelryck, ere-rector van de K.U.Brussel, secretaris is jurist Jos Vankeerberghen. De voorzitter van ESDB Jaak Ockeley is de eigenlijke organisator. Het thema en gastprofessoren werden door ons al van in 1991 gekozen. Al een paar jaar gaat het om 9 lezingen gebracht door specialisten ter zake, meestal professoren uit de KUL, de VUB, de UGent, zelfs uit buitenlandse universiteiten, o.a. uit Leiden en Tilburg. Als 10de samenkomst brengen we een bezoek aan een archiefdepot, een documentatiecentrum of een site.

Een greep uit wat de laatste jaren aan bod kwam: Brabantse instellingen (2006-2007), Geld, muntcirculatie en belastingen in het hertogdom Brabant (2007-2008), Van Granvelle tot Danneels (2008-2009), Cartografische bronnen voor Brabant (2009-2010), Historiografie in Brabant (2010-2011). Omdat in 2012 de abdij Affl igem, waar onze bibliotheek te gast is, haar 950 jarig bestaan viert, zullen de lezingen in 2011-2012 handelen over De Benedictijnen in Brabant.

Aan deze lezingen die nu doorgaan in de Erasmushogeschool-departement industriële wetenschappen nemen gemiddeld een 25 personen deel met belangstelling voor erfgoedwerking.

Meermaals werden de acta van deze de lezingen gebundeld tot een boek zodat ook geïnteresseerden die niet aanwezig konden zijn, van deze ‘wegwijzers’ in geschiedenis kunnen genieten. Terloops kan ik U melden dat de acta van de lezingen m.b.t. Instellingen in Brabant in de middeleeuwen en de nieuwe tijd, in druk zijn bij het Algemeen Rijksarchief.

Tot hier de werking van het Koninklijk Historisch Genootschap voor Vlaams-Brabant en Brussel vzw. Maar laat ons nog even terugblikken op haar tijdschrift Eigen Schoon en De Brabander.

De uitgave van Eigen Schoon en De Brabander startte dus in 1911. Het kent nu in 2011 zijn 94ste jaargang. In totaal werd daarmee 40.511 blz. wetenschappelijk verantwoorde lectuur gebracht over Brabantse geschiedenis, plaatselijke geschiedenis, biografie en familiekunde, toponymie en dialectologie, volkskunde of archeologie, rubrieken zoals we deze in de jaarlijkse inhoudstafel weervinden.

Aan Tienen, Halle, Aarschot, Grimbergen, Brussel, het Pajottenland, Opwijk, Diest, Merchtem, Asse, Betekom, enz., enz. – er zijn gewoon geen Brabantse gemeenten die niet aan bod kwamen – werden in ESDB één of meerdere bijdragen gewijd.

Het zal diegenen die een abonnement op ESDB hebben (het kost maar 25 euro/jaar) opgevallen zijn dat het tijdschrift in omvang is toegenomen. Bedroeg de gemiddelde omvang in de jaren ’90 van vorige eeuw per jaargang 480 blz., voor het eerste decennium van de 21ste eeuw haalden we een gemiddelde van 603 blz.

Een tijdschrift kan maar bestaan als er auteurs bereid zijn om een bijdrage te leveren. Al onze medewerkers sinds 1911 opsommen is een onbegonnen werk. Ik had het al over Jan Lindemans, Paul Lindemans, Constant Thijs, René Mertens, Henri de Vis, Jan Verbesselt.

In het laatste decennium hebben 86 verschillende auteurs een bijdrage in ESDB gepubliceerd. Ik noem hierbij zij die 5 of meer bijdragen leverden: Jos Boschmans (9), Willy Braeckman (7), Erwin D’Hoe (7), Marc Gillisjans (7), Jos Lauwers (6), Guy Liagre (11), Leo Lindemans (10), Jaak Ockeley (29), Jean-Paul Peeters (7), Jacques Reygaerts (5), François Van der Jeught (5) en Dom Wilfried Verleyen (12).

Wat uiteindelijk allemaal in ESDB sinds 1911 werd gepubliceerd kan men opsporen in deel VI van de reeks Nederlandse volkskundige bibliografi e. Systematische registers op Tijdschriften, Reekswerken en Gelegenheidsuitgaven. Daarin heeft Lea Peeters in één boekdeel alle gegevens van Eigen Schoon, van De Brabander en van Eigen Schoon en De Brabander tot 1960 samengebracht. Voor wat na 1960 in ESDB is verschenen, bestaat zo’n globaal werk niet. Maar geen nood. Onze webmaster lic. hist. Joris de Beul heeft zich de moeite getroost alle jaargangen van ESDB vanaf 1960, jaar na jaar uit te pluizen en de bijdragen te ordenen alfabetisch per auteur. Deze bibliografie is te raadplegen op internet onder www.esdb.be. Wie zich dus afvraagt of over een of ander onderwerp of gemeente in ESDB iets is verschenen, kan dit zonder veel moeite met de zoekfunctie opsporen.
Uiteraard zijn niet alle bijdragen die sinds 1911 in Eigen Schoon en De Brabander zijn verschenen, van dezelfde kwaliteit. Om de waarde van een bijdrage te kunnen achterhalen zouden wij moeten kunnen beschikken over een analytische bibliografie met achteraan een index op auteurs, op plaatsen en vooral een met zaaknamen. Dat dit een bijzonder nuttig werkinstrument zou kunnen zijn, is duidelijk. Ik zal daarom aan de Raad van Bestuur voorstellen om dergelijk overzicht samen te stellen tegen 2017, dat is het jaar dat ESDB hopelijk zijn 100ste jaargang mag beleven. Ik maak me sterk dat de Raad van Bestuur wel bereid zal zijn om daarin te investeren. Het ware in alle geval het bewijs dat ESDB, zich aanbiedt als het tijdschrift dat het ganse grondgebied van de provincie Vlaams-Brabant tot zijn werkterrein rekent.
Op vrijdag 11 maart was het 100 jaar geleden dat het Koninklijk Historisch Genootschap van Vlaams-Brabant werd gesticht”. Daarom heeft de Bestendige Deputatie van de provincie Vlaams-Brabant in haar zitting van 23 december 2010 beslist om een Gouden Medaille voor verdienste toe te kennen aan ons genootschap. Ik moet U niet zeggen dat de Raad van Bestuur met deze onderscheiding bijzonder gelukkig is. Het is dan ook een aangename plicht om de Heer gouverneur en de Bestendig-afgevaardigden hiervoor van harte te danken.

Geef een reactie